Zonder vrijwilligers geen Vestingmuseum. Daarom zetten we elke maand één van onze vrijwilligers in het zonnetje. Goos van Gorkum is kanonnier en elke Schuttersdag als onderofficier bij de kanonnen te vinden. Daarnaast ondersteunt hij het museum met een bijzondere hobby: kaarsen maken.

Van huis uit is Goos leraar Nederlands, maar na bijna veertig jaar in het onderwijs had hij het wel gezien. Ruim vijf jaar geleden ging hij met prepensioen. Vastbesloten om niet achter de geraniums te belanden, werd zijn aandacht getrokken door een advertentie in het Nieuwsblad voor Huizen. Het Vestingmuseum zocht vrijwilligers. Goos besloot er eens langs te gaan en werd gelijk warm ontvangen door oud-directeur Oscar Hefting. Samen spraken ze over de rol die hij bij het museum zou kunnen vervullen. ‘Gids zou ik niet kunnen zijn, want ik krijg al die geschiedenis niet in mijn hoofd. Ik kan nooit onthouden welke Willem wat gedaan heeft.’ Maar toen Oscar hem wees op een kanonnierscursus die twee weken later zou starten, was hij meteen enthousiast.

De pit wordt met een speciale pitklem vastgezet in de mal. Foto: Sarah Remmerts de Vries.

Goos werd kanonnier en is sindsdien elke Schuttersdag in het museum te vinden. Dan speelt hij de rol van onderofficier, die getrouwd is met de marketentster. Maar dat is niet het enige dat hij voor het Vestingmuseum doet. De unieke kaarsen in de vorm van kanonskogels, die in drie formaten in onze museumwinkel te koop zijn, zijn afkomstig uit Goos’ keuken. Het was een idee van mede-kanonnier Bert van Wachem, waar Goos mee aan de slag gegaan is. ‘Het is eigenlijk nog maar een paar maanden dat ze in de winkel liggen, maar ze worden goed verkocht.’

Goos knipt de pit op de juiste lengte. Foto: Sarah Remmerts de Vries.

Eindeloos nagieten

Dat Goos hiervoor gevraagd werd, kwam niet uit de lucht vallen. Kaarsen maken is namelijk al jarenlang zijn hobby. ‘Ik ben een jaar of twaalf geleden begonnen met het maken van kaarsen. Bij kerstvieringen viel het me op dat zo ontzettend veel kaarsen gewoon werden weggegooid. Dat vond ik zo jammer, dat ik dacht: “hier ga ik wat mee doen.” Maar ik had het wel overschat.’ Het werd een lang leerproces, waarin hij op verschillende moeilijkheden stuitte. Dat begon al met de tijd die het kaarsengieten kost. ‘Als je om half elf ’s morgens eens rustig wilt beginnen, dan sta je om half elf ’s avonds nog in de tuin. Je kunt beter om acht uur ’s morgens al starten, want aan het eind van de middag ben je nog bezig met nagieten.’

Het laatste laagje was wordt in de mal gegoten. Foto: Sarah Remmerts de Vries.

Kaarsen kun je namelijk niet in één keer gieten, dat moet in verschillende laagjes. Paraffine blijft heel lang warm en als het afkoelt, krimpt het flink in. ‘Het kan zijn warmte slecht kwijt en kruipt dan langs de buitenkant omhoog. Voor je het weet, heb je een holte erin die blijft groeien. Eerst dacht ik dat ik verkeerd bezig was, maar het is gewoon een materiaaleigenschap. Je moet de kaarsen laagje voor laagje gieten en blijven bijvullen, daaraan ontkom je niet.’ Als je denkt dat je klaar bent, is de kans groot dat je aan het eind van de avond weer een gat in de kaars ontdekt. Dat moet dezelfde dag nog verholpen worden, want als je te lang wacht, hecht de was niet goed meer. ‘Je bent er een hele dag mee bezig, daar moet je gewoon rekening mee houden.’

Het duurt even voordat de paraffine afgekoeld en gestold is. Foto: Sarah Remmerts de Vries.

Paraffinebaden in de keuken

Ook het kiezen van de juiste pit bij de kaars is een kunst op zich. ‘Ik had vroeger geen idee, ik kon tien meter lont van een vriend krijgen en deed het daarmee. Maar het luistert heel nauw.’ De dikte van de pit moet precies aansluiten bij de diameter van de kaars, anders brandt hij niet goed. Voor de kanonskogels gebruikt Goos een pit van 3×18. Dat is een gevlochten lont van drie strengen, waarbij elke streng achttien draadjes telt. Er zijn ook dunnere pitten van bijvoorbeeld 3×10, of hele dikke pitten voor grote buitenkaarsen. Die maakt Goos zelf: ‘Ik bestel dertig meter bij de groothandel en knip ze op de gewenste lengte. Dan dompel ik ze drie keer in de was, dat heet het “waxen van de pit”.’ Voor het centreren van de pit in de kaars, maakt hij gebruik van zogenaamde pitklemmen.

De binnenkant van een kanonskogel kan alle kleuren hebben. Foto: Goos van Gorkum.

Goos demonstreert hoe het maken van de kanonskogels in zijn werk gaat. De mal bestaat uit twee helften, waar een lont in vastgezet wordt. De opening aan de onderzijde wordt afgesloten met een pitstop. Klemmen aan de zijkant van de mal zorgen ervoor dat de twee helften tijdens het gieten geen paraffine doorlaten. Ook dat was een leerproces: ‘Ik heb paraffinebaden op het aanrecht gehad, omdat ik eerst niet wist hoe ik de mal voor de kanonskogels moest afsluiten.’ Nu giet Goos de kogels met een lekbak eronder. Dat gieten gebeurt eigenlijk op zijn kop. Wat Goos giet als onderkant, wordt later de bovenkant van de kanonskogel. Met een voorhoofdthermometer meet hij telkens de temperatuur van de was. Maar alle hulpmiddelen kunnen niet voorkomen dat er soms klodders was op het aanrecht belanden, want ‘knoeien doe je toch altijd’.

Met een tamponeerkwast geeft Goos de kaarsen het uiterlijk van een kanonskogel. Foto: Goos van Gorkum.

Geduld vereist

Als de kaarsen afgekoeld zijn, haalt Goos ze uit de mal. Dan zijn ze klaar om geverfd te worden. De kanonskogels lijken van buiten namelijk zwart, maar kunnen aan de binnenkant alle mogelijke kleuren hebben. Dat komt omdat Goos alleen werkt met restjes kaarsvet die buren en vrienden bij hem inleveren. In de tuin staan bakken met kaarsstompjes in allerlei kleuren. En dat is niet alleen beter voor het milieu, maar ook voor de kaars. ‘Zwarte kaarsen branden minder goed. Hoe donkerder de kleur, hoe langzamer hij brand.’ Donkere kleuren werken namelijk brandvertragend. Lichte kleuren zoals wit en geel branden veel sneller en daarom kan het zomaar voorkomen dat de kanonskogels van binnen geel blijken te zijn. ‘Dat is het hele grapje van kanonskogels gieten.’

Buren en vrienden leveren hun restjes kaarsvet bij Goos in. Foto: Sarah Remmerts de Vries.

Maar omdat de kaarsen wel het uiterlijk van kanonskogels moeten hebben, verft Goos ze zwart. Dat doet hij met een speciale tamponeerkwast, waarmee hij een mengsel van paraffine en zwarte pigmentkorrels op de kogels dept. ‘De kaarsen krijgen zo een wat ruwig oppervlak, net als echte kanonskogels.’ Dat verven gaat stukje bij beetje, telkens wachtend tot de verf op het vorige stuk droog is. Het maken van de kaarsen kan zo van begin tot eind een paar dagen duren. Het blijft immers handwerk. Maar het geduld en de liefde die erin gaan zitten, zijn aan de kanonskogels terug te zien. Toch is deze hobby zeker niet voor iedereen weggelegd: ‘Kaarsen gieten is geduld, als je dat niet hebt, moet je er niet aan beginnen.’

De kanonskogels van Goos zijn in drie formaten in de museumwinkel te koop. Foto: Sarah Remmerts de Vries.

Tekst: Sarah Remmerts de Vries. Met dank aan Goos van Gorkum.

Wil je ook vrijwilliger worden bij het avontuurlijkste museum van Nederland? Bekijk dan snel onze vacatures op Versa Vrijwilligerscentrale!