Op het slagveld is het mistig van de kruitdampen. In de verte buldert een kanon, maar dichterbij knallen de musketten om je heen. Omdat je door de mist niet veel ziet, ga je op gehoor af om de kogels te ontwijken. Dan boort zich iets in je schouder. Als je naar de pijn grijpt, ziet je hand rood van het bloed. Geen fataal schot, maar vechten gaat niet meer. Op naar de ziekenboeg!

Goede verpleging is in zulke situaties van levensbelang, maar dat is niet altijd vanzelfsprekend geweest. In 1859 vond in Italië een veldslag plaats. Na afloop bleven 40.000 slachtoffers op het slagveld achter, duizenden gewonden stierven door gebrek aan medische zorg. De Zwitserse bankier Henri Dunant was getuige van dit drama. Hij besloot een neutrale organisatie op te richten die medische verzorging zou verlenen aan zieke en gewonde soldaten.

In 1864 werden op een Conventie in Genève afspraken gemaakt over Humanitair Oorlogsrecht. Over de hele wereld werden er landelijke verenigingen opgericht. Als symbool koos men een rood kruis op een witte vlag. Koning Willem III tekende in 1867 het Koninklijk Besluit voor de oprichting van het Nederlandse Rode Kruis. Sindsdien verleent Het Rode Kruis medische hulp aan slachtoffers van oorlogen en rampen.

Oude zaalopstelling met ziekenboeg in het Vestingmuseum. Rechts een kist van het Rode Kruis.

Van slagveld naar ziekenboeg

Aanvankelijk werden gewonde soldaten – althans, degenen die niet meer zelf konden lopen – op brancards van het slagveld afgedragen. Je kunt je voorstellen dat dat ontzettend zwaar werk was voor de dragers en helemaal niet zo comfortabel voor de gewonden. Een vernuftige uitvinding van militaire arts Cornelis de Mooij (1834-1926) bracht hier in 1869 verandering in: de raderbrancard.

De brancard is tussen twee grote wielen opgehangen aan een verende frameconstructie. Hierdoor worden oneffenheden in het terrein opgevangen. Ook kan er een luifel overheen geplaatst worden om de patiënt te beschermen tegen regen. De raderbrancards werden geproduceerd door de firma Oostwoud te Franeker en hebben tot 1940 in het Nederlandse leger dienst gedaan. Een exemplaar is nu te zien in kazemat Y van het Nederlands Vestingmuseum.

De raderbrancard in het Vestingmuseum. Foto: Maarten van Haaff.

Medische infrastructuur

Met de raderbrancard werden de gewonden op een eenvoudige en comfortabele manier naar de ziekenboeg (infirmerie) gebracht. Dat kon een mobiel veldhospitaal zijn naast het slagveld of bestaande gebouwen binnen een fort of vesting. De infirmerie van Naarden-Vesting was gelegen tussen de Gansoordstraat en het Ruysdaelplein.

Deze ziekenboeg bestond uit vier gebouwen, waarvan het hoofdgebouw lag aan de Gansoordstraat 24-28. De andere drie gebouwen stonden aan het Ruysdaelplein, tegenover de Gele Loods: een oud gebouw voor besmettelijke ziekten (nr. 35), een apotheek (nr. 31-33) en een nieuw gebouw voor besmettelijke ziekten (nr. 29). Ook was er een militair badhuis aan de Kloosterstraat 45.

Oude zaalopstelling met ziekenboeg in het Vestingmuseum.

Goede hygiëne

In de ziekenboeg werden alle gewonde en zieke soldaten goed verzorgd en opgelapt, zodat ze zich snel weer bij de troepen zouden kunnen voegen. Naast de verpleging van wonden, het slikken van medicijnen en het eten van gezonde maaltijden was ook een goede hygiëne van het grootste belang. En dat was in de negentiende eeuw nog helemaal niet zo vanzelfsprekend.

Thuis waste men zichzelf nog bij waskommen. In de meer welgestelde huishoudens dompelde men zichzelf eens in de zoveel tijd onder in grote wastobbes, de voorlopers van ons bad. Maar leidingen met warm water waren er nog niet. Wie warm wilde badderen, moest dus eindeloos ketels met water koken – een taak die veelal door bediendes op zich genomen werd.

Emaillen waskom met kan (ook wel lampetstel genoemd) om je te wassen. Foto: Olga Ernst, via Wikimedia (CC BY-SA 4.0).

Ongekend comfort

Voor de zieke en gewonde soldaten was een warm bad een ware weldaad, die bijdroeg aan hun herstel. Om op een makkelijke manier warm water te krijgen, werd gebruik gemaakt van een speciale verwarmingsinstallatie. Deze loodzware ijzeren machine had wel wat weg van een kachel. Met de pompinstallatie aan de rechterzijde werd koud water in de machine gepompt. Daar werd het verhit en dan kwam het heerlijke warme water uit het kraantje aan de voorzijde stromen. Wat een luxe!

Naast het militair badhuis uit 1902 was ook in het oude gebouw voor besmettelijke ziekten uit 1832 een badkamer met badkuipen en een stookvertrek ingericht. Wel waren er grote verschillen in schaal. In het badhuis stond een heetwaterreservoir van wel 500 liter en er waren maar liefst twaalf hokjes met douche-baden, terwijl de ziekenboeg slechts twee badkuipen telde. Het verwarmde water werd met een perspomp naar een reservoir boven de badkamer gepompt.

Badwaterverwarmingsinstallatie in de werkplaats van het Vestingmuseum.

Verzacht oorlogsleed

De badwaterverwarmingsinstallatie op de foto staat op dit moment in de werkplaats van het Nederlands Vestingmuseum. Het is onbekend waar deze vandaan komt, maar vergelijkbare installaties zullen zeker gebruikt zijn in het badhuis of de infirmerie van Naarden-Vesting. Net als de raderbrancard boden ze een stukje comfort voor de zieke en gewonde soldaten, in een tijd waarin dat nog niet heel gewoon was. Tezamen met de medische zorg van het Rode Kruis konden ze het oorlogsleed misschien iets verzachten – al was het maar een beetje.

Auteur: Sarah Remmerts de Vries

Bronnen:

  • Informatie van het Nederlands Vestingmuseum.
  • David Kips, Gids voor de vestingwerken van Naarden (Naarden 2001).
  • Bauke S. Posthuma, ‘De raderbrancard. Product van de Firma Oostwoud te Franeker’ (2011). Een uitgave van Oostwoud International BV.

Oktober is de Maand van de Geschiedenis, het grootste geschiedenisevenement van Nederland. In 2023 staat de Maand in het teken van uitvindingen, met het thema ‘Eureka!’. Raadpleeg de website van de Maand van de Geschiedenis voor activiteiten bij jou in de buurt.